Twee monniken in zwarte pij komen op, eentje van links en eentje van rechts. Hun gezichten gaan schuil onder grote kappen. Ze mompelen en grommen en vallen plat voorover op de vloer. Daar grommen ze chagrijnig verder, staan op en kantelen nog altijd grommend ieder een platliggende decorwand omhoog. Ora et labora. Even klinkt het grommen als het gezang van Tibetaanse monniken. En dan ineens ook niet meer. Broeder Benny, even later, zwijgt en propt zijn mond vol aarde. Het bruine gat een echo van de blote kont die hij zijn geloofsgenoten toont.
In het brokkelige universum dat Kuiperskaai’s scenograaf Oscar van der Put heeft gebouwd echoot niet alleen die wereld van toen. De makers houden streng vast aan het plot, geschreven door Viktor Lauwers, waarin in het jaar 1095 de jonge Benedictijner monnik Benny wordt verbannen. Zijn reis door Vlaanderen en Frankrijk bereikt een dieptepunt in een leprozenkamp bij Cordoba. Terwijl de Moren en Christenen elkaar de stad uitjagen in een strijd om het gelijk en de macht, overmeestert de groep zieken Benny’s lief. De paus schreeuwt om een kruistocht, de kalief om onherroepelijke straf, de melaatse om een vrouw. En toch: al die maniakale momenten hebben hun contrapunt in de geschiedenis daarna. Onder die pij, onder dat slavenkostuum staat naakt de mens, en deze spelers tonen het. Kwetsbaar en kletsnat. Altijd maar gelijk willen hebben, op religieus of ideologisch vlak, en maar roepen en schreeuwen. Hele groepen jagen ze ermee op drift. Het lichaam zoekt ontlading.
De personages, de Moorse slavin (Romy Louise Lauwers), de Vlaamse boerenvrouw (Lobke Leirens) en de monniken (Viktor Lauwers en Seppe Decubber), leven zo hard en voluit tussen hun houten wandjes en kisten, het treurig afgebeulde vuilniszakkenpaard en het schaduwspel, dat het op de eerste rijen hier en daar letterlijk tastbaar wordt. Lisaboa Houbrechts regisseerde en heeft haar spelers uitgenodigd om ver te gaan in alles. Ze verdraaien hun stemmen, schuimbekken, spugen en zweten, laten de taal even hard springen als het lichaam. Intussen klinkt schurende en stuwende muziek, gecomponeerd door Maxime Rouquart die tussen al die uitbundigheid de stille Benny vertolkt, dolend door Europa.
Zoveel vlees en bloed zo in your face, het is heftig. De maar doordenderende overdaad aan drift en bijkomende chaos laat geen ruimte voor contemplatie. Tussentijd is dichtgesmeerd met lang uitgesponnen muzikale, beeldende scènes, als rituelen die een roes opwekken. Dit is er zo eentje waarbij je een flinke hap lucht neemt en je onderdompelt, in walging en fascinatie. Het denken komt pas later. Scrollend door je tijdlijn zie je: leiders schreeuwen, religie dwingt, mensen dolen door Europa. En het lichaam zoekt ontlading. De kwestie werd ook al opgeworpen in Kruistocht van Theater Artemis een paar weken geleden: het lijkt wel of we terug op weg zijn naar een soort Middeleeuwen in ons vieze, smerige tijdperk.