Victor Roussel: In het begin van new skin citeert u de namen van antikolonialistische denkers als Achille Mbembe en feministen en ecologisten als Donna Haraway en Anna Tsing. Welke invloed hebben hun gedachten gehad op uw artistiek onderzoek?
Hannah De Meyer: De lezing van deze auteurs heeft mijn kijk op de wereld veranderd en me ertoe aangezet om na te denken over de politieke rol van kunst. Hun teksten laten zien hoe de taal kan geactiveerd worden en ze deconstrueren de banden tussen poëzie en activisme. Maar ze hebben ook de structuur van mijn hersenen veranderd. Dat is precies de kracht van hun geschriften: de kennis die zij overbrengen via de taal en de beelden die ze oproepen, gaan ook via het zenuwstelsel, en dat probeer ik op de scène op te roepen door de gedachten en verhalen die in mijn hoofd zitten ook door mijn lichaam te laten gaan. In navolging van hun voorbeeld heb ik niet geprobeerd om mijn voorstelling op een dramatische manier te schrijven of te structureren. De tekst en de voorstellig lijken meer op een lichaam dat zich beweegt, een insect dat van het ene naar het andere landschap glijdt en telkens van textuur verandert. Ik verzamel teksten die van verschillende bronnen komen, ik kopieer ze, wijzig en herschik ze, tot er een verhaal ontstaat dat past bij mij, beelden die van mij zijn. Maar de voorstelling blijft die stemmen die haar vorm hebben gegeven, weerspiegelen. Ook al ben ik alleen op de scène, blijven die spoken aanwezig in de voorstelling.
V. R.: Heeft het werken binnen een instelling als het Toneelhuis u vragen doen stellen over de rol van de kunstenaar?
H. D. M.: P.U.L.S. bood me in de eerste plaats de kans om deel uit te maken van een instelling, het Toneelhuis, in een tijd waarin het functioneren en de structuur van instellingen ter discussie wordt gesteld. Onze structuren berusten op categorieën die als universeel en objectief worden beschouwd en op de hiërarchieën die daaruit voortvloeien (de man is superieur aan de vrouw, blanken zijn superieur aan kleurlingen, mensen aan niet-mensen…). Deze categorieën liggen aan de basis van onze geschiedenis, ons zelfbeeld als individu én als samenleving. Het werken in een instelling liet me toe om die hiërarchieën aan den lijve te ondervinden en er vraagtekens bij te zetten: wat maakt er deel uit van cultuur en van kunst? Welke woorden worden als legitiem beschouwd binnen culturele instellingen? Door mijn ervaring binnen P.U.L.S. werd ik me ook meer bewust van de plaats die ik als kunstenaar inneem. Enerzijds ben ik een vrouw, ik heb seksueel misbruik ondergaan en overstegen en ik werk in een overwegende mannelijke organisatie. En anderzijds ben ik blank, ik behoor tot de hogere middenklasse, ik word vier jaar lang voltijds betaald door het Toneelhuis en ik krijg de kans om mijn werk in Parijs voor te stellen. Al die contradicties en spanningen die er bestaan tussen mijn werk en het institutionele kader, zijn als de compost waaruit new skin is kunnen ontstaan.
V. R.: new skin lijkt zich af te vragen wat er tussen de ruïnes kan worden gecreëerd en woede kan opwekken. Kan het theater een plaats zijn waar een alternatieve wereldvisie kan worden ervaren?
H. D. M.: Ik denk dat elk lichaam en elk verhaal een alternatieve wereldvisie kunnen opwekken. Het theater laat misschien toe om een kwetsbaar en sacraal lichaam te ervaren, dat van de acteur op de scène. Het theater kan ons bewust maken van de noodzaak om voor de andere te zorgen. Volgens mij heeft new skin het ook over het aanknopen van banden tussen het menselijk lichaam en niet-menselijke lichamen die ons omgeven – dieren, insecten, stenen, water. De tekst heeft het niet alleen over banden, hij probeert ze ook te belichamen. Dat doet me denken aan die uitspraak van Donna Haraway: ‘In een verwarde periode, moeten we de verwarringen aanwakkeren, onze banden met datgene waarvan we ons willen ontdoen, brutaal doorsnijden en tegelijk moeten we een rustig plek opbouwen waar de woelige wateren kunnen afkoelen.’
← Ga terug