De vier makers van P.U.L.S., Timeau De Keyser, Hannah De Meyer, Lisaboa Houbrechts en Bosse Provoost, zullen vier jaar lang werken vanuit hun eigen, gemeenschappelijke ruimte in De Vrièrestraat in Antwerpen. Deze eigen artistieke, mentale plek symboliseert de onafhankelijkheid van makers van P.U.L.S tegenover het grote huis.
Uit de openingsspeech van Guy Cassiers:
"P.U.L.S. is ontstaan uit de bekommernis om voor jonge makers de geschikte omstandigheden te creëren om in te werken. Voor de meeste theatermakers van mijn generatie was de weg van het kleine theaterzaaltje, de garage of de kelder naar de schouwburg lang en zeer hobbelig, en de relatie met de stadstheaters was zeer slecht of onbestaande.
Ik vraag mij af of het voor jonge artiesten zo noodzakelijk is om eerst een lange weg af te leggen voor ze met die grote scène aan de slag kunnen of mogen gaan. En of we met Toneelhuis aan jonge makers niet de mogelijkheid moeten bieden om veel sneller voor die grote scène te werken, met een traject op maat van hun verlangens en hun noden. Niet omdat we die grote scène zien als de ultieme plek van het theater, wel omdat we geloven in verscheidenheid, én omdat we merkten dat die interesses wel degelijk leefden. Maar we weten ook dat er tussen jonge artiesten en grote huizen soms koudwatervrees heerst. Met P.U.L.S. willen we daar, heel actief, iets aan doen. Als we onze opdracht serieus willen nemen, dan volstaat het niet om een keer een jonge regisseur of regisseuse uit te nodigen voor een regie in de Bourla. We moeten veel verder denken. Eigenlijk moeten we doen wat Toneelhuis, vanuit zijn artistieke DNA, altijd al heeft gedaan: podiumkunstenaars uitnodigen voor een langlopende en intensieve samenwerking.
Het leek mij goed om mijn generatiegenoten bij dit project te betrekken. Artiesten die een vergelijkbare weg hadden afgelegd naar de grote scène. We hebben hen uitgelegd wat ons voor ogen stond, en ze waren enthousiast. Zo werden Jan Fabre, Jan Lauwers, Alain Platel, en Ivo van Hove ‘bondgenoten’ en gesprekspartners in dit project. Concreet betekent hun engagement dat de vier artiesten van P.U.L.S., naast het ontwikkelen van hun eigen werk, in dialoog kunnen gaan met die bondgenoten en stage kunnen lopen in hun producties voor de grote scène. Zo werkte Timeau De Keyser al mee aan Belgian rules/Belgium rules van Jan Fabre, is Bosse Provoost momenteel betrokken bij Oorlog en terpentijn van Needcompany en Hannah De Meyer bij Kleine zielen van Ivo van Hove. In december start Lisaboa Houbrechts bij Alain Platel, in diens Requiem. In de loop van de volgende jaren zullen alle artiesten van P.U.LS. kunnen meemaken hoe de bondgenoten werken.
Van in het begin zagen we de absolute noodzaak voor de artiesten van P.U.L.S. om een eigen werk- en presentatieplek te hebben. Op die plek kan er worden gewerkt, maar ze symboliseert, door haar eigen dynamiek, ook de autonomie van de artiesten tegenover het grote huis. We zijn zeer benieuwd wat er hier de komende jaren gaat gebeuren, en we geloven sterk dat het artistieke leven hier van invloed gaat zijn op de gehele werking van Toneelhuis.
Het is, dat mag ik wel zeggen, een lange en lastige zoektocht geweest naar een geschikte plek, maar we zijn vandaag ongelofelijk blij dat we ze uiteindelijk gevonden hebben, en dat dankzij de samenwerking met het Koninklijk Conservatorium en de AP Hogeschool van Antwerpen. Door die samenwerking wordt het een verbindingsplek tussen opleiding en praktijk, want ook het Conservatorium zal hier op geregelde tijdstippen werk presenteren.
Het is ook, zoals velen weten, een gebouw met een theatergeschiedenis. Walter Tillemans trok hier in 1986 met zijn gezelschap Nieuw Ensemble RaamTeater naartoe en doopte het ‘Het Raamtheater op ’t Zuid’. Dankzij hem werd de ruimte omgebouwd tot een sfeervolle theaterzaal naar Elizabethaans model, naar een ontwerp van architect Edward Van Steenbergen. Maar het gebouw kende ook daarvoor al een interessante geschiedenis. Het was lange tijd een museum, het Museum voor Warenkunde (1898), een overblijfsel uit onze koloniale tijd, waarin producten en artefacten uit Congo werden tentoongesteld. Het museum was onderdeel van de Koloniale Hogeschool. Ergens in de jaren zestig, nadat Congo niet langer een Belgische kolonie was, is de Hogeschool opgehouden te bestaan en zijn de Vertalers en Tolken in het gebouw getrokken.
Het is, kortom, een plek met verleden. Maar door Timeau, Hannah, Lisaboa en Bosse wordt het ongetwijfeld ook een plek van de toekomst.
We wilden deze plek ook graag een nieuwe naam geven. We kozen voor het eenvoudige V36, een verkorte versie van het adres de Vrièrestraat 36. Het is het 'matter of fact'-gehalte van de naam dat iedereen overstag deed gaan: een hele rits namen die teruggrepen naar het verleden passeerden de revue, zoals Warenhuis, Buitenhuis... maar we willen niet terug in de tijd, we willen naar het hier en nu. Vandaar de eenvoudige aanduiding van de plek als werknaam. Van hieruit kan het werk voor de toekomst beginnen. Of beter, het is al lang begonnen."